Voetbal

 
Bij elk voetbalkampioenschap krijg ik weer dat beeld terug uit mijn herinnering. Ik hou niet van voetballen, en al helemaal niet op de televisie. Wekenlang kunnen mensen over niets anders praten. Je kunt ze niet opbellen, want dan is er net een wedstrijd aan de gang. Op het werk komen ze binnen met onuitgeslapen gezichten, want het was zo spannend vannacht. Weddenschappen worden afgesloten, iedereen heeft het over oranje. De gekte slaat toe, onder het genot van kratten pils en balen chips. In de krant is geen leesbaar stuk meer te vinden, die bestaat alleen nog uit sportpagina's. Maar precies op het moment dat ik denk 'is iedereen nou echt gek geworden, al dat oranjegedoe', dan grijp ik in mijn herinnering vele jaren terug.

Ik lig in het ziekenhuis, de Daniel den Hoedkliniek in Rotterdam. Niet voor niks dus. In mijn leven en in mijn lichaam is van alles aan de hand. Operaties zijn achter de rug, de genezing schiet niet erg op, maar de prognose is goed, zeggen ze. Mijn kinderen zijn nog vrij klein, en mijn angst is dat ik ze niet volwassen zie worden, dat ik daar niet bij zal zijn. Dat is dus meegevallen, want ik ben er nog steeds, in 2006, en volwassen zijn ze.

In dat ziekenhuis lig ik op een kamer met mensen die aan het laatste stukje van hun leven bezig zijn. Ieder op zijn eigen manier. Sommigen optimistisch, anderen depressief of angstig. We beleven het met elkaar, eerst op de kamer; later - als ik in de rolstoel mag - ook in de conversatieruimte. Ik hoor dan niet meer bij de ernstig zieken, de genezing is begonnen ook al is mijn toekomst nog duister.

Het is dan 1978, het jaar van weer een voetbalkampioenschap. Zelfs in het ziekenhuis is die koorts te voelen, ook hier weddenschappen en voetbalgeouwehoer. Er zijn nog geen tv-toestellen op de kamer, alleen één in de conversatiezaal. Daarheen gaat 's avonds iedereen die zich kan verplaatsen of verplaatst kan worden. En ik, die niet van voetbal houd, zie het wonder geschieden. Mensen in een ziekenhuisbed, compleet met slangen, infusen en allerlei apparatuur, worden springlevend en enthousiast bij het zien van de wedstrijd. Dit is leven. Dit is genieten. In het zicht van de dood de mooiste wedstrijd van je leven zien en daardoor voelen dat je leeft.

Ik hou nog altijd niet van voetbal, maar ik ben nog steeds tolerant voor de oranjefans met bier en chips. Behalve voor die jongens uit het studentenhuis in de straat hierachter, die hun toestel op maximale geluidssterkte in de tuin zetten 's avonds.

© Els Ackerman