Vlinders

 
Nieuwsgierig kijkt het tienermeisje de open wachtruimte van de polikliniek rond. Ze heeft het syndroom van Down. Vrolijk babbelend over alles wat ze ziet, zit ze tussen haar ouders.
Aan de overkant van het gangpad zijn bouwvakkers bezig met een verbouwing. Het meisje staart al een tijdje gebiologeerd naar een timmerman in een slobbertrui en met een lange paardenstaart.
Ze port haar moeder in de zij. 'Dennis,' fluistert ze opgewonden.
'Wie?'
'Dennis. Dennis van Huis en tuin.' De man legt zijn boor neer en loopt weg. Het meisje kijkt hem zwijmelend na.
'Je bedoelt die klusjesman van dat televisieprogramma op zondagavond?' vraagt haar moeder.
Ze knikt vol vuur.
'Nee joh, dat is Dennis niet. Maar hij lijkt er wel op.'
Voorover hangend houdt het meisje de klapdeuren in de gaten waar achter de paardenstaartman is verdwenen. 'Daar komt ie weer.' Ze danst op haar stoel. Met grote ogen volgt ze de Dennis, die met snelle passen naar zijn werkplek terug loopt.
Ze knijpt haar vader in zijn arm. En met een gelukzalige glimlach op haar gezicht zegt ze: 'Ik voel vlinders in mijn buik.'

© Ees de Winter