Vliegen

 
De rode wijn is het enige goeie hier. Geeft me wat ontspanning. Ik moet weg van deze plek.
Kijk die De Jong nou. Draait kwijlend rondjes om de baas. Twaalf jaar geleden kwam hij bij ons werken. Aardige jongen. Een vrouw, drie kinderen en een te duur huis hebben hem veranderd in een hielenlikker. Waarmee ik moet samenwerken.
Het is tijd voor een nieuwe job. Al sta ik hier honderd meter boven de grond, ik moet hoger, de lucht in. Liever reiziger, vluchteling, zakenman. Zat ik maar in een vliegtuig. Achter een raampje, boven de wolken. Hoeveel mensen hangen er op dit ogenblik in de lucht, een miljoen? Daar wil ik bij horen, voor altijd.
Kijk die meiden van de administratie hun vlammetjes naar binnen proppen. Tussen korte truitjes en lage heupbroeken groeien hun vetbandjes, brrrh. En och, Molenaar: niets van over, sinds een boze cliënt hem aanklaagde. Haren niet gewassen. Zo te zien heeft hij al een jaar dezelfde broek aan.
Nog één glas. Ik moet naar een land zonder strepen op de weg. Gevaar heb ik nodig. Zwemmen tussen piranha's, vechten met buffels, rijden op nijlpaarden.
Zou ook goed zijn voor Gerard. Volgens mij is hij dit jaar een decimeter gekrompen. 53 jaar. Dacht dat hij met de VUT kon. Nu moet hij tot zijn pensioen. 'Dat haal ik nooit,' fluisterde hij. En we zien het allemaal: dat ga jij niet halen. Ik moet weg uit deze tent waar een omhoog gevallen vertegenwoordiger denkt dat hij leiding geeft. Hij vindt dit personeelsfeest 'belangrijk voor de teamgeest'.
Ik ga vliegen. Sta hier niet voor niets op de Euromast. Jullie daar beneden, in het Burgemeester Peperplantsoen: Here I come.
Ik moet abseilen en doe het in mijn broek.

© Dick van den Berg