Specialisten-handje

 
'Meneer van den Berg?'
In de deuropening van zijn spreekkamer staat de dermatoloog. Ik geef hem een hand die hij vastpakt en waaraan hij me de kamer intrekt, richting stoel voor zijn bureau.
Deze ook al. Dit is de tweede specialist die me op deze manier zijn kamer binnensleurt, een ander trok me op soortgelijke wijze de kamer uit. Allemaal mannen trouwens.
Akelig, zo'n trekhandje. De boodschap van de arts is duidelijk: ik ben hier de baas en ik heb haast. Mijn vertrouwen in zo iemand daalt onmiddellijk met de helft.
De eerste keer dat het handje-trek me overkwam was ik vooral verbaasd. Jarenlang had ik geen huisarts gezien maar het afgelopen jaar draaide ik ineens mee in de medische carroussel. Kwestie van leeftijd: vlekje laten weghalen, verstandskiezen er uit, prostaat eens goed laten nakijken. Enfin, mijn potentiële gebreken bleken ineens eindeloos in aantal. En het ene onderzoek lokt het volgende uit, want hoe geavanceerder de apparatuur hoe meer er gevonden wordt.
Inmiddels heb ik alles geaccepteerd wat bij een rondje ziekenhuis hoort. Van de ene wachtruimte naar de andere, het nuchter verschijnen voor een foto, de geur van de angst op de gangen, weken wachten op een scan. Het is één lang uitgesponnen, technisch proces en ik laat mij er gedwee doorheen leiden. Daarbij is het ziekenhuis vooral een uitsluitfabriek: als je geluk hebt, blijkt aan het eind van de onderzoek-pijplijn dat je geen kanker hebt. Dat de spanning van het wachten op die uitslag ziekmakend is: ik neem het op de koop toe.
Ik wind me ook niet meer op over de assistententaal: 'adem inhouden ... en dan mag u nu weer doorademen'. Zelfs de specialistenhumor kan ik verdragen: 'Zullen we het kijkertje er maar weer uithalen, meneer van den Berg, ik neem tenminste aan dat u daar geen bezwaar tegen heeft?' 'Ha, ha, ha,' lach ik mee.
Alleen het handje-trek gaat me te ver. Trekken doen ze maar in hun eigen tijd.

© Dick van den Berg