Snackbar

 
Ze zaten tegenover elkaar aan de tafel die het dichtst bij de deur stond. Achter de vitrine met gekoelde kroketten en frikadellen bakte een jongen frites. Een man met twee honden speelde op een gokautomaat. De drie andere tafels in de snackbar waren leeg.
'Je moet nu echt wat gaan doen,' zei ze en streek wat haren die voor haar ogen hingen naar achteren.
'Er moet zoveel van jou.'
'Ja, er moet iets van mij,' zei ze.
'Het enige waar jij goed in bent is zeggen wat ik moet doen. En controleren. Of ik dit wel gedaan heb. Of dat gebeurd is.' Hij nam een slok uit zijn blikje bier. Toen hij het blikje neerzette waren hun handen vlak bij elkaar.
'Als ik dat niet deed kwam er helemaal niets van je terecht,' zei ze scherp. De man bij de gokautomaat keek om.
'Dat weet je niet want je laat me nooit mijn gang gaan.' Hij haalde diep adem en boog naar voren.
'Luister,' zei ze, maar hij onderbrak haar.
'Als je eens wist hoe zat ik het allemaal ben,' siste hij, 'dan zou je ophouden met dat gedram. Ik weet echt wel waar ik mee bezig ben.' Hij liet zich achterover zakken.
'Ik wil dat je hoort wat ik zeg,' zei ze.
'Hou op.' De overtuiging ontbrak, alsof hij wist dat ze nooit zou ophouden.
'Jij denkt dat je alles kan. Nou, je kan niks. En als er iets uit je handen komt dan is dat omdat ik je achter je kont zit.' Ze keek naar buiten alsof daarvandaan hulp te verwachten was.
'Ik zei toch - hou op - .' Hij sloot zijn ogen.
'Ik ga elke ochtend naar mijn werk,' ging ze verder, 'en jij.' Ze priemde met haar vinger naar zijn hoofd. 'Jij loopt de hele dag zogenaamd creatief te zijn. Of je gaat de kroeg in, ik ben niet gek hoor.' Hij zag bleek. Ze pakte haar tas en legde hem op tafel. Hij stond op.
'Ik ben het zat,' zei hij.
'Oké, bekijk het maar,' was haar antwoord.
'Jij moet altijd het laatste woord hebben,' zei hij, 'dus zeg het maar.'
'Zak.'

© Dick van den Berg