Ontroering

 
Gisteravond in het orkest had ik het weer. Bij die ene passage sprongen me de tranen in de ogen. Erg onhandig, want hoewel ik de muziek mee kan neuriën, weet ik niet precies welke noten het zijn en kan ik het alleen spelen als ik goed zicht heb.
Wat maakt dat muziek zo kan ontroeren? Het gaat meestal om halve toonsafstanden. Die geven me een brok in de keel. Maar niet altijd. Ik moet in een bepaalde stemming zijn. Zoals gisteren. Ik voelde me gelukkig: een groot en belangrijk project was afgerond. En een vriend mailde me, op mijn verontschuldigende mail dat ik nogal bot had gereageerd, dat hij me niet verkeerd kón opvatten. Hij vond dat hoe ik iets ook zei, het nooit kwetsend bedoeld was. Daar kende hij me te goed voor. Dat vertrouwen raakte me diep. Tranen. Ik was dus al in de stemming toen ik die passage van Mozart speelde.
Het is niet alleen de halve toonsafstand, het is ook de verwachting. Al bij de eerste klank van de hobo in de Matthäus Passion voel ik het. Ik denk aan alle ellende en schoonheid die me de komende uren te wachten staat. Tranen van verdriet en tranen van geluk zitten dicht bij elkaar. Ooit voelde ik het heen en weer slingeren, toen het uit was met mijn vriend: wat een ramp dat hij weg is, wat een geluk dat ik hem heb leren kennen.
Ooit zei iemand, die veel verre reizen maakt, tegen me dat het wel lijkt alsof hij het meeste geluk ervaart als hij moe is. Zo had ik het nooit gezien. Maar ik denk er vaak aan. Vooral als ik ontroerd raak.
Kennelijk ben ik moe.

© Joke Tacoma

december 2006