Niet verstaan

 
'Eigenlijk moet ik naar huis.'
'Ik ook, het is mijn beurt om te koken,' zegt ze.
Toch blijven we zitten. Aan het eind van de laatste werkdag sluiten we de week altijd af in Café Biljart Jansen. Onze collega's zijn een voor een huns weegs gegaan. Het is de derde achtereenvolgende keer dat wij samen overblijven.
'Eentje dan nog maar?'
'Goed,' zeg ik, 'thuis zitten ze nu toch al aan tafel.'
Ze wenkt naar de studente die voor serveerster speelt. Zwijgend wachten we op het bier. Haar ellebogen rusten op het vierkante cafétafeltje, met beide handen houdt ze haar kin omvat. Ze kijkt me aan. Licht blauwe ogen heeft ze, die glinsteren als bergkristal.
Ik was nog jong toen ik met een vriendinnetje in de trein zat, op weg naar een popconcert. Midden in een gesprek kneep ze haar ogen stijf dicht.
'Wat voor kleur ogen heb ik?' vroeg ze.
Ik wist het niet.
'Twee maanden gaan we met elkaar en je weet de kleur van mijn ogen niet,' brieste ze. Boos verliet ze de coupé, mij verbouwereerd achterlatend.
Het is druk en warm in het café. Onze bestelling laat op zich wachten. Haar vingers woelen door haar springerige krullenbos.
'Heb jij ook dingen die je graag zou willen doen, maar waarvan het om de een of andere reden nog niet is gekomen?' Ze houdt haar beide handen achter haar hoofd en wacht op mijn antwoord.
'Ik zou ...'
Vlakbij ons begint een tiental mannen He is a jolly good fellow te zingen. Met hun voeten stampen ze op de houten vloer.
'Zoenen. Jou.' Overjarige puber die ik ben, denk ik er achteraan.
Ze glimlacht. Wijst naar haar oren, schudt haar hoofd en knikt in de richting van het mannenkoor. Een driewerf hoera sluit hun aubade af. Als ze drinken op de gezondheid van de toegezongene valt er een weldadige stilte in het dranklokaal.
'Ik heb je niet verstaan,' zegt ze.

© Ees de Winter