Nachttrein

 
Het is zondagochtend halfvier. Mijn koffer komt uit de ingewanden van Schiphol tevoorschijn. Ik heb er een uur op staan wachten. Nu naar de trein.
Op het perron tocht het gemeen. Ik staar naar de rails en mijn ogen vallen dicht.
Om drie minuten voor vier denderen twee treinen het station binnen. Eén richting Rotterdam, de ander richting Amsterdam. Ze stoppen aan weerszijden van het perron. Ik stap in de trein naar Rotterdam. De conducteur hangt aan één hand naar buiten en wacht, met zijn vrouwelijke collega in de deuropening van de andere trein, tot de klok op vier uur springt. Samen blazen ze zo lang mogelijk op hun fluitjes, terwijl de treinen in beweging komen. Een wederzijdse kushand en de deuren gaan dicht.
Ik open de schuifdeur naar de coupé en geschreeuw komt me tegemoet. De trein zit vol mensen die een avondje hebben gestapt in Amsterdam. De stemming is luidruchtig, net niet agressief. Ik zoek een rustige plek. De bank tegenover twee jongens met bleke gezichten, de baseballpetten achterstevoren op het hoofd, sla ik over. Ik ga zitten tegenover een slank meisje dat uitgeteld in haar bank hangt. Donkere krullen vallen over haar gesloten ogen.
Aan de andere kant van het gangpad slaapt een jongen op de bank. Twee van zijn vrienden proberen hem wakker te porren. Het zijn studenten en ze moeten er in Leiden uit. Er is geen beweging in hem te krijgen. Ze proberen van alles: trekken, prikken, praten, slaan. Heel zorgzaam. Hij geeft geen sjoege. Na tien minuten groeit de angst in hun ogen. Hij ademt, maar verder zit er geen leven in. Ik maak me ook zorgen. De trein remt af voor station Leiden.
'Kom op jongen, tijd om uit te stappen.' Ze geven een laatste klap tegen zijn wang en zijn ogen gaan open. 'Ja natuurlijk,' zegt hij en kijkt de anderen verbaasd aan, 'ik kom.' Ze zetten hem op zijn benen en zwalkend door het gangpad volgt hij zijn vrienden de trein uit.
Even voorbij Den Haag komt de conducteur langs. Het meisje tegenover mij komt overeind en laat haar kaartje zien. Ze kijkt vermoeid om zich heen. Beschaamd hoor ik hoe de jongens met de baseballpetten haar in onberispelijk ABN aanspreken. 'Jij bent ook niet meer helemaal wat je moet zijn, hè,' opent de ene. 'Maar dat is niemand in deze trein,' vult zijn maat aan. Ze kijken elkaar verrast aan en beginnen te smoezen.
Bij Delft klinkt hun rap door de coupé: 'Niemand in deze trein, is meer helemaal wat-ie moet zijn.' Rappend gaan ze met grote passen door het gangpad. Door de schuifdeur verdwijnen ze naar het volgende treinstel.
In Rotterdam stap ik uit. Zo fris als een hoentje.

© Dick van den Berg