My name is ...

 
In een rode open sportwagen rijd ik op de strandboulevard van het Caraïbische eiland. Aan weerszijden palmbomen, rechts de diepblauwe zee, links donkergroene heuvels. Slanke vrouwen lopen hard, gespierde mannen heffen gewichten. In kleurrijke stalletjes worden kokosnoten en vruchtensappen verkocht. De warme lucht streelt mijn gezicht, schaars geklede vrouwen op de promenade lachen mij toe. Het leven is goed, heel goed.
Plotseling vliegen er kogels om mijn oren. Ik geef vol gas en word door de versnelling in de autostoel gedrukt. Vanuit een zwarte wagen schieten ze op mij. Dit eiland is berucht om gewelddadige berovingen. Weg, weg, ik moet hier weg, ik ben te jong om dood te gaan. Met gierende banden passeer ik een auto links, één rechts, één links, weer één rechts. Het lijkt een actiefilm, maar dit is echt. Mijn bonkende hart pompt adrenaline door mijn lichaam. Een vrachtwagen met kokosnoten blokkeert de weg. Verdomme. Ik geef een ruk aan het stuur en schiet de promenade op. Mensen springen schreeuwend opzij, ik ram een stalletje, de kokosnoten vliegen in de lucht, ik raak een grijsaard in een rolstoel, kom weer terug op de rijbaan. Sneller, sneller, die rotzakken zitten achter me aan. Een oude vrouw steekt over met haar hondje. Ik toeter als een bezetene. Opzij, opzij, ga toch opzij. De vrouw blijft als verlamd staan, ik passeer haar rakelings, voel dat de linker wielen over het hondje heengaan. Bonk, bonk. Voor honden ga ik nu echt niet opzij.
Ik jakker verder. Palmbomen flitsen voorbij. Huizen en wagens worden schaarser. Ik druk het gaspedaal helemaal in, toch komen die schurken dichterbij. Klam zweet loopt over mijn gezicht, het bloed suist door mijn slapen. Hun wagen ramt de mijne, door de schok schiet mijn hoofd naar achteren. De schoften proberen naast mij te komen. Mijn laatste minuut is aangebroken. Help moeder, help! Wanhopig gooi ik de sportwagen naar links, de achtervolgers verliezen de macht over het stuur en botsen tegen een rotsblok. In mijn spiegel zie ik dat de auto in brand vliegt. Hasta la vista, baby.
Na een paar kilometer zet ik de wagen aan de kant van de weg en ga op het warme zand zitten. Ik ben drijfnat van het zweet, heb droge lippen, trillende handen. Een jonge exotische schoonheid komt uit het water. Ze draagt een gele bikini, heeft lang zwart haar en mooie lange benen.
'Are you OK?' vraagt ze.
Ik kijk haar aan en verdrink in haar donkere ogen. Ze glimlacht.
'My name is Dolores.' zegt ze, 'What is your name?'.
'My name is ...'.

© Adrie Kuil

juni 2006