Kwartje

 
Op een zaterdagavond in januari kijk ik om een uur of negen naar buiten. Op een bank zit de buurtzwerver. Al jarenlang schuifelt hij op schoenen zonder veters door de straten, ongeschoren, met verwilderde haren, omgeven door een walm van alcohol en zweet. Hij draagt een broek, T-shirt en muts. Zijn groene winterjas ligt onder de bank, evenals zijn schoenen. Sokken heeft hij niet aan. Het vriest een graad of vijf. Af en toe probeert hij op te staan. Met veel moeite komt hij overeind, blijft een paar seconden krampachtig staan, valt bijna voorover maar ploft weer terug op de bank. Stomdronken. Voetgangers lopen hem voorbij, politiewagens rijden langs zonder te stoppen. Wie interesseert zich ook voor een zwerver?
Om half elf zit hij er nog steeds. Door mijn hoofd spoken de honderden dronkaards die jaarlijks in Rusland sterven door onderkoeling. Ik bel het 'Geen spoed, wel politie'-nummer. Rond elf uur strompelt hij een paar meter weg en zakt op de grond. Waar blijft de politie toch? Na vijf minuten stopt er een politiewagen. De agenten proberen met hem te praten, helpen hem overeind, zetten hem in de wagen en rijden weg. Zijn jas blijft onder de bank liggen, een hond snuffelt er aan en loopt snel door.
Twee dagen later loop ik voorbij de bank. De zwerver zit er weer. Uit de zakken van zijn nieuwe winterjas steken twee handschoenen. Hij krabt zich uitvoerig op zijn hoofd en ter hoogte van zijn geslachtsdeel.
'Heb je een kwartje voor me?' vraagt hij.
De invoering van de euro is hem kennelijk ontgaan.

© Adrie Kuil