Kleur

 
Verbouwereerd staar ik naar mijn foto.
Het artikel gaat over vrouwen zonder kleur.
Wanneer hebben ze deze foto genomen?
Wat een dikke kop.
Mijn haar wordt behoorlijk grijs. Het zit een beetje plat, maar verder goed. Veel vrouwen verven hun haar, dat heb ik nooit begrepen.
Couperose op mijn wangen.
De dubbele kin valt mee, ik kijk een beetje omhoog, dat scheelt.
Wat is mijn mond bleek. Niet mooi. Moet ik lippen-stift gaan gebruiken? Er is nooit iemand die er wat van zegt. Durven mensen niet, of is het niet belangrijk? En wat voor kleur moet het zijn? Bah, als ik aan lippenstift denk hoef ik al niet meer.
Gelukkig zie je niet hoe groot mijn oren zijn.
De oogleden zakken over mijn ogen. Ooit vroeg een kind mij of ik, als ik ouder werd, nog uit mijn ogen kon kijken. Eerst begreep ik de vraag niet, maar toen ik aan de oogleden van mijn moeder dacht, kon ik bevestigend antwoorden. Oogschaduw heeft bij mij geen zin.
Veel rimpels bij mijn ogen: dat kun je geen kraaien-pootjes meer noemen, een kraai heeft tenslotte maar vier tenen, ik heb rond mijn ogen al gauw twaalf tenen zitten. Driedubbele kraaienpootjes dus.
Mijn oogwit is mooi wit.
Gek, als ik naar mijn ogen kijk, weet ik nooit welke kleur ze hebben. Maar nu zijn ze blauw. Staat zeker beter bij mijn blonde haar. Hollands welvaren. Zie je niet veel meer in de stad.
Jammer van dat puistje.

Naast me in de tijdschriftenzaak staat een man. 'Bent u dat?' 'Ja', zeg ik met een rood hoofd. Hij wijst op de titel en zegt: 'Nu kleurt u wel.'

© Joke Tacoma

mei 2003