Familiebezoek

 
Mijn dochter kent geen aarzeling: 'We gaan je oom en tante opzoeken, hij is de broer van je vader!'
Ze is aan het backpacken Down Under. Ik ben overgekomen om samen met haar een maand door Nieuw Zeeland te trekken.
'Het is veertig jaar geleden dat ik hem voor het laatst gezien heb,' zeg ik, 'en daar herinner ik me niet veel van. Ze zijn in de tachtig.'
'Opa heeft hem al gebeld dat we in de buurt zijn. En ik weet dat jullie niet familieziek zijn,' is haar antwoord. Het is duidelijk. Ik bel op en we maken een afspraak.
De ontvangst is hartverwarmend. Onmiddellijk zijn mijn oom en ik aan het dollen. Het voelt verbazingwekkend vertrouwd: hij heeft hetzelfde kwajongensachtige als mijn vader, met meer grappen nog. Terwijl hij uiterlijk minder op mijn vader lijkt dan we hadden verwacht.
Zijn vrouw is geroerd als ik vertel dat mijn vader nog altijd erg op haar gesteld is. We bekijken foto's en vertellen over broers, kinderen, neven en nichten. Hij belt mijn vader en meldt dat hij een zooitje ongeregeld uit Nederland op bezoek heeft.
Geslaagde emigranten zijn ze. Ze staan niet met één been in Nederland en met het andere in Nieuw Zeeland. Hun kinderen en kleinkinderen wonen in de buurt. En ze moeten er niet aan denken om in Nederland te leven. Veel te benauwd.
Ik merk tot mijn genoegen dat mijn oom, net als mijn vader, iets heeft met taal. Hij luistert regelmatig naar de wereldomroep en geeft stevig commentaar op ons taalgebruik.
'Jullie zeggen voortdurend 'verschrikkelijk aardig'. Die woorden passen niet bij elkaar, die zijn tegenstrijdig. Net als 'ontzettend leuk'. Dat is onzin jongen.'
Hij geeft me een foto uit 1937 waarop het gezin poseert op het dakterras van zijn ouderlijk huis aan de Goudse Rijweg. 'Het hele elftal,' zegt hij, 'vader, moeder en negen kinderen.' Hij weet dat het huis gesloopt is. 'Vanaf het dak keken we naar de Zeppelin die in 1938 over Rotterdam vloog,' vertelt hij, 'de Duitsers namen toen alvast foto's van de doelen die ze twee jaar later gingen bombarderen.'
Als hij opstaat en naar de keuken loopt voel ik een schok van herkenning: alsof mijn grootvader daar loopt, dezelfde gang, het bovenlichaam iets achterover.
Na het afscheid, in de auto op weg naar Christchurch, stoot mijn dochter me aan: 'Zag je hoe hij met de wijsvinger van zijn rechterhand klikte op de vingers van zijn linkervuist?' Ze doet het voor. 'Precies zoals opa.'

© Dick van den Berg