Voorjaar

 
Ha, de zon. Dat is lang geleden. Ik strek me uit op de bank en ga lekker de hele middag lezen. Eindelijk rust. Eerst een pot thee zetten, dan hoef ik straks niet meer op te staan. Het duurt even voordat het water kookt en ondertussen kijk ik om me heen. De zon staat laag en laat onverbiddelijk het stof zien dat op mijn kasten en vensterbanken ligt. Zal ik? Welnee, ik ga lekker lezen. Het water kookt. Hè, in de keuken ligt ook allemaal stof. Dat heb je, als je een winter lang niets doet.
Mijn rust is weg. Ik zie steeds meer stof. Ik probeer me op mijn boek te concentreren. Maar ik heb het idee dat ik in viezigheid lig. Van het boek komt niets meer. Als ik nou eens begin met dat kastje, dat is niet zoveel werk, dan ga ik daarna verder met het boek. Het kastje steekt even later akelig glimmend af bij de rest van het meubilair. Dan dat andere kastje ook maar.
Terwijl ik mijn thee drink, kijk ik oplettend om me heen. De vensterbanken moeten ook. Maar als die leeg zijn, is het zonde om de ramen niet mee te nemen. Dan is het het handigste als ik de bank even opzij schuif. Wat schijnt die zon zeg, ik krijg het er warm van. Het raam kan wel open. Nu is het echt voorjaar.
Eigenlijk zijn veel planten op de vensterbank te groot geworden. Ik moet ze stekken. Gelukkig heb ik nog aarde. Het is niet handig om de planten zo weer op de vensterbank te zetten, het is beter als ik ze gelijk even stek. Zoveel werk is dat toch niet?
Het wordt koud. Ik kijk om me heen: twee glimmende kastjes, een vloer vol bloempotten, een krant met aarde, vieze vensterbank en vieze ramen. Het boek ligt ongelezen op de bank. De zon is weg.

© Joke Tacoma

maart 2007