Umbrië

 
Het is acht uur in de ochtend en de lucht is van het helderste blauw. Ver weg besneeuwde toppen van de Apenijnen. In de schaduw is het koud.
Met wandelvrienden ben ik in Umbrië. We krijgen ons ontbijt op het terras van het hotel. In de bar van ons onderkomen is het vol met Italianen uit het dorp. Luid pratend nuttigen ze hun koffie en een dolce. Ze groeten ons vriendelijk, met verbaasde belangstelling, soms wat meewarig.
Wij nestelen ons in de ochtendzon om onze spieren op te warmen.
Gisteravond, na het eten, toverde de eigenaar van het hotel een beslagen fles uit de diepvries om ons een glaasje citroenlikeur in te schenken. En nog een keer. Limoncello is lekker maar verraderlijk spul dat in mijn hoofd nog nawerkt.
Traag bespreken we de slechte nachtrust, een blaar en de zere knieën.
De geur van koffie zweeft over het terras. Ik verheug me op de komende dag, de pennen van de stekelvarkens die ik zal vinden, de geluiden van onze vaste begeleiders: de nachtegaal, de wielewaal en de hop (ik wist niet eens dat-ie bestond) maar inderdaad: hop-hop, hop-hop-hop.
Wij volgen zo'n beetje dezelfde paden die Franciscus van Assisi hier in de twaalfde eeuw bewandelde. De Italianen vereren hem zeer. Vanwege zijn filosofie dat ook een arm mens goed kan zijn. Overal vinden we herinneringen aan hem. Met zijn preken kreeg hij een enthousiaste beweging van de grond. Hij liep twee keer van Assissi naar Rome om de orde die hij stichtte goedgekeurd te krijgen door de paus. Die leek het uiteindelijk verstandig om zo'n vreemde snuiter met veel aanhang maar binnen de kerk te houden.
Franciscus was een originele man. Zo bedacht hij de levende kerststal (marketing-man avant la lettre) en ooit hield hij een toespraak voor de vogels, iets wat ik me, hier en nu, beter kan voorstellen: 'Uccellata e uccellini', 'Grote vogels en kleine vogels, luister...' De hop en de wielewaal moeten naar hem geluisterd hebben.
De route naar het volgende hotel is uitgestippeld. Zeventien kilometer lopen. Dat is niet zoveel maar wel zwaar, met 900 meter stijgen en 700 meter dalen. Het is te doen als er geen gekke dingen gebeuren. En ach, mijn conditie neemt met de dag toe. Verrassingen zijn er altijd, niemand weet hoe hoog het water staat in de beken waar we doorheen moeten. Het weer kan omslaan en verdwalen overkomt ons ook.
Voldoende drinken mee. Mijn hele huishouden samengeperst tot tien kilo op mijn rug.
Straks bij een alimentari eten kopen voor onderweg.
De zon is aangenaam warm. Een immense rust komt over mij. Het leven is delicioso.

© Dick van den Berg

september 2008