Tachtig plus

 
Hij is zesentachtig, mijn buurman. Rotterdammer. Vroeger deed hij iets met schepen. We mogen elkaar wel, tenminste dat gevoel heb ìk. Van zijn kant ben ik er niet helemaal zeker van, want meestal is hij wat kortaf: 'Weertje, hè'. Maar soms, als het hèm uitkomt, is hij verbluffend open.
'Ik ben nu al weer vijftien jaar zonder mijn vrouw en sinds die tijd doe ik alleen nog wat ik zelf wil. Begrijp me goed, ik mis mijn vrouw nog elke dag. Maar geen beleefdheidsvisites, geen verplichtingen, zelf je dag indelen, dat geeft vrijheid. Aan de andere kant móet ik zo nu en dan even kletsen met iemand.'
Vandaag geeft hij een hint.
'In de zomer sta ik om half zeven op. 't Liefst ontbijt ik in de zon, die schijnt hier precies naar binnen. Enfin dat weet je. Alleen die bomen achter in de tuin moeten eens gekortwiekt anders zit ik straks in de schaduw.'
'Eind van de zomer ga ik snoeien,' antwoord ik, 'dan kan ik ze gelijk meenemen.'
Op zijn tachtigste is hij gestopt met tennissen. Dat werd hem te link.
'Eén keer vallen, een gebroken heup en het is einde oefening.' Zijn wereld werd er weer wat kleiner door.
Autorijden doet hij nog wel. Alleen vaste routes.
'Jongen, ze zijn overal aan het werk. Sommige stukken van de stad herken ik niet eens meer.' Van een wegomlegging raakt hij in paniek. 'Vreselijk is dat. Had ik nooit.'
Verder praatjes voor tien.
Helemaal enthousiast over André Rieu op tv.
'Hij zit er wel eens naast met zijn viool maar dat geeft niet. Die muziek zing ik zo mee. Jeugdherinneringen.'
En met de caissières van de supermarkt beleeft hij de grootste avonturen als ik hem moet geloven.
Diepgaande contacten wil hij eigenlijk niet meer. Alleen maar lastig.
'Die oude mensen, als je daarmee aan de praat raakt, allemaal kommer en kwel. Zo'n verzorgingshuis daar krijgen ze mij niet in. In je rolstoel in de rij staan tot je naar de wc mag. En in het verpleeghuis verstoppen ze de afstandsbediening van de tv, mij niet gezien. Ik ben toch geen drolletje drie uit Overschie. Als mijn tijd gekomen is om af te nokken hou ik wel op met eten.'
'Zie je die reiger? Daar.' Hij wijst naar boven met een kromme vinger. 'Wat een bigsteamer.' Ik kijk omhoog en knik. Hij gebaart naar zijn tuin: 'Zeg, als je die bomen een kopje kleiner maakt, dan ben ik je zeer erkentelijk.'
Ik antwoord in stijl: 'Komt voor zijn roodkoperen, buurman.'

© Dick van den Berg

september 2007