Ouderdom in de aanval

 
Een grijze haar, de eerste rimpels, ze deden me weinig. Natuurlijk, er komt een jaartje bij en dat kan je zien, niks aan de hand. Toen de haargrens zich terugtrok kon ik dat vrij makkelijk verdringen en na een flinke tijd zelfs accepteren.
De eerste keer dat Ouderdom me recht in het gezicht raakte was op de ijsbaan. Op het rechte eind had ik flink snelheid gemaakt om mooi de bocht in te gaan. Na twee keer pootje-over kwam mijn zoon van veertien me binnendoor voorbij. 'Hoger op,' riep hij, zoals dat hoort. In een beentempo, twee keer zo hoog als het mijne danste hij langs me, één arm losjes zwaaiend. Moeizaam schraapte ik me door de rest van de bocht.
Ik compenseerde de klap met de gedachte dat het voor de helft mijn genen waren die daar voorbij flitsten.
Tegen de vijftig liep ik en lange tijd hield Ouderdom zich koest. Ik bedoel los van onverwachte sterfgevallen die je duidelijk maken hoe fragiel je bestaan is. En wat ik ook niet meetelde waren voorspelbare leeftijdskwalen. Of dat ik 's avonds na een lange dag op de bank in slaap viel.
Tot ik besefte dat Ouderdom zijn strategie veranderd had.
De brief die ik op de derde tree van de trap had gelegd om op de post te doen, was spoorloos verdwenen. De hele dag onvindbaar. Tot ik hem 's avonds vond: op de derde tree van de trap, één verdieping hoger.
Na terugkeer van een wintersportvakantie was ik de sleutel van de documentenkast kwijt. Een jaar later vond ik hem terug in één van mijn zwemvliezen op zolder. Wel goed gevonden die plek, beter dan je sleutels verstoppen in een plastic doosje in de koelkast, daar schijnt elke inbreker het eerst te zoeken.
Deze aanvallen van Ouderdom vond ik geniepiger. Maar nu ik weet hoe het werkt ben ik op mijn hoede en dat helpt.
Intussen wacht ik, niet helemaal gerust, op de volgende aanval van Ouderdom.

© Dick van den Berg

maart 2008