Nooit Te Oud

 
In de Chinese vaas zit een briefje waarop een naam is geschreven. Achter op het schilderij boven de bank is een sticker geplakt, waar een naam op staat. Onder het raderwerk van de antieke klok ligt een stukje karton met daarop een naam.
Zestig en kerngezond was oom Karel toen hij aangaf wie na zijn dood welke spullen zal krijgen. Rond die tijd kocht hij ook een graf. Maakte een lijst met adressen van mensen aan wie een rouwkaart moet worden gestuurd. Regelde hij zijn begrafenis: de muziek, wie er spreekt en welke bakker de cake voor bij de nazit levert. En in een gedetailleerd testament werd vastgelegd hoe zijn kapitaal onder verwanten, vrienden en goede doelen verdeeld moet worden.
In de loop van de jaren die volgden moest hij meer dan eens wat aanpassen of veranderen. Mensen verhuisden of gingen eerder dood dan hij. Sympathie voor potentiële erfgenamen nam toe of af, dus ook de hoogte van het hen toegedachte deel van de nalatenschap. Zijn muzikale voorkeuren wisselden nogal eens. De cake van de uitverkoren bakker werd op een dag te klef bevonden. Oom kwam zelfs tot de conclusie dat hij niet begraven maar gecremeerd wil worden.
Ver in de negentig is hij als hij voor de zoveelste keer zijn testament heeft geüpdate. Hij vertelt me dat de notaris hem voor zijn leeftijd nog zo fit en bij de tijd vond.
Ik beaam dat. Hardop vraag ik me af of hij niet onsterfelijk is en al dat geregel dus voor niets is geweest.
'Maak je geen zorgen jongen,' antwoordt oom Karel. 'Het kan nog even duren, maar een mens is nooit te oud om dood te gaan.'

© Ees de Winter

februari 2008