New York

 
Ik ben gek op New York. Als ik begin januari besluit er dit jaar weer naar toe te gaan, kijk ik eerst naar de programmering van de Metropolitan Opera en Carnegie Hall. In de Metropolitan wordt La Traviata opgevoerd, maar die heb ik net in Nederland gezien. In Carnegie Hall komt Ton Koopman. Die zie ik ieder jaar wel een keer, hetzij in De Doelen, hetzij in het Concertgebouw. Voor de muziek maakt het dus niet uit wanneer ik ga.
Mijn agenda laat zien dat er eind april met enige moeite twee weken vrij zijn. Dan is dat het criterium. Eenmaal in New York bezoek ik zoveel mogelijk musea: Museum of Modern Art, Metropolitan, Frick Collection. In het begin geniet ik van alle mooie kunst, maar na een week wordt het vervreemdend. Vrijwel alles wat in die musea hangt is Europese kunst. Nog geen tien procent is Amerikaans.
Dwalend door het Metropolitan Museum vraag ik me af: wat doe ik hier? Europese kunst bekijken? Dan kan ik beter naar Europa gaan. Van vermoeidheid heb ik geen oog meer voor de schoonheid van de Griekse en Romeinse kunst. Normaal kan ik uren doorbrengen in het Allard Pierson museum of het Rijksmuseum van Oudheden. Ik denk nog net niet: dat zie ik in Nederland wel weer. Het enige dat ik denk is: ik heb dorst. Uit veiligheidsoverwegingen moest ik mijn flesje water inleveren.
Gek is dat: ik ga naar New York omdat ik dat zo'n fijne stad vind en één van de fijnste dingen is dat er zoveel musea zijn met prachtige collecties. Maar alles wat ik zie of hoor is Europees: de schilderijen, de beeldhouwkunst, maar ook de opera in de Met met La fille du régiment van Donnizetti en de New York Philharmonic met Beethoven.
De volgende dag weet ik het weer. Het is de bruisende stad, waar de stoom letterlijk uit de straten komt. De cherry blossoms in de Botanical Gardens. Ze staan volop in bloei. Als er een zuchtje wind komt, sta ik in een welriekende regen van zachte roze blaadjes. Mijn vermoeidheid verdwijnt.
Ik geniet van het uitzicht vanaf het Empire State Building, ga met de pont naar Staten Island, kijk hoever ze zijn met het World Trade Center. De eerste keer dat ik in New York was, stond ik er op, de tweede keer was het net een maand daarvoor ingestort en nu zie ik het indrukwekkende memorial, waar de dozen tissues goede diensten bewijzen.
Het gevoel van klein te zijn tussen de wolkenkrabbers. Het gevoel van groot te zijn, omdat ik in een wereldstad ben. Gillende sirenes, de laatste mode, boeken kopen, bottomless koffie drinken, het kan niet op.
Nu ben ik weer terug. Ik denk aan de Amerikanen, aan hun cultuur zoals je die in Manhattan ervaart. Europees? Welnee, hooguit in musea.

© Joke Tacoma

juni 2008