Jona

 
Mijn fiere vlierbes is niet meer. Het was de enige struik aan de voorkant van ons appartementencomplex, maar hij gaf het gebouw karakter. De bakstenen oogden vriendelijker en de bewoners zachter. Maar dat ziet niet iedereen. Gemeentewerkers hebben geen boodschap aan kleffe gevoelens. De enthousiaste groenwerker die op mijn struik stuitte, zag wildgroei; rijp voor de elektrische zaag.
Ha, lekker zagen, dacht hij. En zette zijn verwoestende gereedschap in de vriendelijke, frisgroene, zacht wuivende vlierbes. Erg lang heeft hij er geen plezier van gehad, de drie stammetjes waren nog maar polsdik.
Vol onbegrip over dit zinloze geweld steek ik mijn hoofd uit het raam als de daad voltrokken is.
'Er liggen hier telefoondraden mevrouw, die struik mag daar niet staan'.
De oranje hes kijkt me betrapt aan, maar spreekt met een autoriteit als was hij de burgemeester zelf.
'O, nou...'
Ik ervaar ten diepste de betekenis van het woord sprakeloos en sluit mijn mond en het raam. Wat heeft het voor zin te redetwisten over telefoondraden die al jaren probleemloos samenwonen met de wortels van mijn struik. Op internet lees ik zelfs dat de vlierbes maar oppervlakkig wortelt. Weten die gemeentehulken dat soort dingen wel? Ik blus mijn woede met de gedachte dat ik met ruziemaken de struik niet terug krijg. Desondanks blijft de verloren groene vriend mijn gedachten domineren. Is er echt niets meer aan te doen?
Tegelijkertijd schaam ik me dat een struik zo op mijn gevoel kan spelen. Ik voel me een moderne Jona; de profeet uit de Bijbel die treurde om een dode boom in plaats van om de bevolking van een hele stad. Maar hé, ik was gehecht aan die vlierbes, dat mag toch wel?
Sorry wereldproblematiek, het hemd is nog steeds nader dan de rok en ik mis mijn struik. Op internet vind ik een pleidooi voor het oprichten van een 'meldpunt onzorgvuldig groenbeheer'. Dat gaat ver, maar wat mij betreft is het zo ver.
En we noemen het meldpunt Jona.

© Styn Haanstra

mei 2009