Hollands Glorie

 
In 1972 deed ik eindexamen MTS. Voor Nederlands moesten wij drie boeken lezen.
De leraar keek me meewarig aan en schudde zijn hoofd, als antwoord op mijn vraag of ik Hollands Glorie van Jan de Hartog mocht lezen. 'Waarom niet?' vroeg ik. Hij maakte een wegwerp gebaar. 'Ik Jan Cremer,' zei hij, 'raad ik je sterk aan om te lezen.' Barst, dacht ik en koos naast Terug Naar Oegstgeest van Jan Wolkers en Het Bittere Kruid van Marga Minco, voor een boek uit 1900: De Oogst van Stijn Streuvels.
Op het mondeling examen ondervroeg de leraar me alleen over het boek van Jan Wolkers. 'Mocht je van je ouders Cremer niet lezen?' vroeg hij op het eind. Ik vertelde hem dat ik een heel oud boek had gekozen, uit balorigheid, omdat ik De Hartog niet mocht lezen. En dat ik het in één ruk had uitgelezen. Het verhaal van Rik en zijn vriend Wies die uit Vlaanderen naar Frankrijk trokken om daar te gaan maaien, was onverwacht mooi. De docent moest er om lachen. 'Jan de Hartog is geen Literatuur,' zei hij en gaf me een hand. 'Je hebt een negen.'

De Oogst herlees ik iedere drie jaar. Van Jan de Hartog heb ik praktisch alles gelezen, niet omdat het niet mocht maar omdat hij een meesterverteller was. Jan Cremer, die ook furore maakte als schilder, staat niet in mijn boekenkast. Onlangs zag ik een tulpenschilderij van hem. Terwijl ik het kleurrijke doek op me in liet werken, welde spontaan de titel van de eerste bestseller van Jan de Hartog in me op, Hollands Glorie.

© Ees de Winter

juli-september 2007