Dilemma

 
- Met Dhr. koffie gedronken. Samen zijn bed verschoond. Gewandeld, daar had hij zin in. -
- Dhr. wilde niet onder de douche. Afwas gedaan, dhr. droogde af. Twee boterhammen en een glas melk klaar gezet. -
Ik blader door het logboek van de Thuiszorg. De afspraak is dat hij zoveel mogelijk dezelfde mevrouw over de vloer krijgt. Dat werkt goed.
Tot voor kort stond mijn vader bekend als 'zorgmijdend' maar sinds de Alzheimer toeslaat accepteert hij hulp: "Hoe heet ze ook al weer, die kordate dame? Ze stopt me zonder pardon onder de douche. Weet jij haar naam?"
"Marja," zeg ik
"Ach jongen, vreselijk, mijn hersens doen het niet meer. Je moet me maar naar het ziekenhuis brengen, daar weten ze wel iets om er een eind aan te breien."
Het besef dat hij het niet meer alleen kan is nog helder. Aan de andere kant kan hij binnen vijf minuten drie keer hetzelfde verhaal vertellen.
Ook de ontremming, decorum-verlies noemt de geriater het, schrijdt gestaag voort. Eén keer in de week gaan we naar de supermarkt. Zonder schroom spreekt hij iedereen aan. Bij voorkeur aantrekkelijke vrouwen: lachen en kromme tenen tegelijk.
Ik lees verder. Een invalster van de Thuiszorg noteert: - Benen en voeten van Dhr. verzorgd + steunkousen aangedaan. Schone kleren voor morgen neergelegd. Praatje gemaakt met dhr. over vroeger. Leuke man! -
Zelfs nu, met 91 jaar, werkt zijn charme nog. Toch is de tijd gekomen waarover hij altijd gezegd heeft: "In die fase, dat ik niet meer mezelf ben, helemaal afhankelijk, in die fase wil ik niet komen. Dan moet je er een punt achter zetten. Beloofd?"
Ik weet het niet. Hoe? Door wie? De NVVE? Een hospice? Of toch naar het verpleeghuis dat we hebben geïnspecteerd? De geur daar beviel hem absoluut niet.
Inmiddels is de 50ste druk van Bernlefs 'Hersenschimmen' verschenen: het probleem is nog hetzelfde en ik vrees dat een geneesmiddel nog ver weg is.
Vorige week trof ik hem aan. Elf uur 's ochtends en nog in zijn pyjama. Volgens Marja gebeurt dat gewoon af en toe boven de negentig. Alles gaat langzaam. Ze ziet het ook bij haar andere klantjes van 95 en 88. Ik klamp me er aan vast.
"De zon schijnt," zeg ik, "zullen we een eindje lopen?"
Halverwege ons wandelingetje zitten we op een bank. Een joggende vrouw, midden dertig, nadert. Haar draf is moeizaam. Als ze passeert steekt hij enthousiast zijn duim op en roept: "Goed zo!" Ze reageert niet.
Hij kijkt haar na. Als ze tien meter verder is hoor ik naast me: "Met je dikke reet."
Ik schiet in lach. Hij slaat zijn hand voor zijn mond, kijkt me schalks aan en fluistert: "Dat zou ik vroeger nooit gezegd hebben."

© Dick van den Berg

oktober 2009