College

 
Door een nieuwe hobby zit ik na 25 jaar weer in de collegebanken. Destijds bij scheikunde, nu bij econometrie.
De houten klapstoelen en de betonnen muren komen me bekend voor. Op de rugleuningen van de stoelen staan teksten, vooral namen en liefdesverklaringen. De muren zijn grijs en koud. Eerst volgde ik colleges op de VU, nu op de EUR. Beide keren in gebouwen die in de jaren zeventig zijn ontworpen. Toen was soberheid het motto. Vooral veel beton, lekker goedkoop en snel klaar.
Vijfentwintig jaar geleden schreef de hoogleraar met een krijtje wiskundige afleidingen op het bord. Door het over te schrijven en tegelijkertijd mee te denken maakte ik me de stof eigen. Met een beetje geluk maakte hij een schrijffout en lukte de afleiding niet. Dan gingen we met vereende krachten zoeken waar de fout zat.
Nu zie ik een powerpointpresentatie. Formules op een groot scherm, met een druk op de knop verschijnen de volgende formules. Het tempo ligt hoog. De computer begeeft het. De hoogleraar schrijft op het bord verder. Zijn zelfverzekerde houding is weg, de vaart is uit het college. Na twee minuten neemt hij een besluit: we gaan de volgende keer verder. Wij mogen eerder weg. Het gevoel van geluk daarover is nog net zo groot als destijds.
In een volgend college krijgen we de gevolgen van de kredietcrisis uitgelegd. Er zijn economisch gezien twee evenwichten: de mensen laten allemaal hun geld zoveel mogelijk op de bank staan of de mensen halen allemaal hun geld van de bank. De hoogleraar vertelt dat zijn ouders hem belden om te vragen wat ze met hun geld moesten doen. Hij had geantwoord dat hij het ook niet wist.
Dat is het grootste verschil met destijds. Vroeger dacht ik dat hoogleraren veel meer wisten dan ik ooit kon overzien. Nu overzie ik meer wat ze niet weten. Toen vond ik dat ik al veel wist. Nu weet ik dat ik heel weinig weet.

© Joke Tacoma

oktober 2008