Beurs

 
De metro piept en knarst als hij het station verlaat. Een jonge vrouw met blozende wangen kijkt voortdurend naar me. Dat doet ze al vanaf het moment dat ik instapte. Glimlachend. Ze zit een tiental stoelen verder, aan de andere kant van het pad. Zij rijdt achteruit, ik vooruit. Op de stoel naast haar staat een grote boodschappentas.
Vrolijk lachend zwaait ze naar me. Haar parelwitte tanden glinsteren tussen haar volle lippen. Opgelaten staar ik naar de lege stoel voor me. Ik zal blij zijn als ik er bij Beurs uit kan, maar dat duurt nog even. Schuins kijk ik in haar richting. Grote blauwe ogen en springerig blond haar. Dertig schat ik. Ze knipoogt naar me. Snel kijk ik naar buiten. Woonkazernes glijden voorbij. De meeste woningen hebben een schotelantenne. Hier en daar hangt een was roerloos te drogen. De vrouw blijft me aankijken. Stralend. Bij elk station hoop ik dat ze uit zal stappen. De metro gaat ondergronds. Ik besluit om gewoon terug te kijken. De vrouw zet de boodschappentas op haar schoot. Ze wenkt me met haar hoofd, met haar hand tikt ze uitnodigend op de lege plaats naast haar. Ik schiet in de lach: vader heeft sjans. Met mijn hand onder mijn kin kijk ik half naar de grond, half naar haar. Het lijkt wel of ze bij iedere stop erop bedacht is dat ik uit zal stappen. Klaar om me te volgen. Ze probeert het nog eens met een kushandje.
Leeft ze van de betaalde liefde? Maar ze is niet opgemaakt en draagt een zandkleurige broek met daaronder stevige stappers. Ze ziet er best wel pittig uit. Ik grinnik hardop bij die constatering.
De metro mindert vaart. De vrouw gaat staan en steekt haar hand uit; 'Ga je mee lieverd?' zegt ze.
Langs me rent een jongentje op haar af. 'Ik ben helemaal alleen in de metro meegerijd,' roept hij haar toe.
'Nou, groot hoor.' Ze aait hem liefkozend over zijn bol.'

© Ees de Winter